Geneuzel over pensioenen moet maar eens afgelopen zijn

Het moet anders. Dat is één van de lessen, als bijverschijnsel, van de coronacrisis. Moeten we wel doorgaan met het aandeelhouderskapitalisme? Moeten we niet toe naar een samenleving die meer in balans is, meer aandacht heeft voor zorg, onderwijs en cultuur? Moeten we, als de coronacrisis voorbij is, niet was strenger zijn voor bedrijven die ongebreideld winst maken en nog milieuvervuilend zijn ook?

De coronacrisis heeft er in ieder geval voor gezorgd dat we essentiële zaken, die we altijd als voldongen feiten hebben beschouwd, kritisch onder de loep zijn gaan nemen. De zorg, het milieu, de economie, het onderwijs: niets blijft onbenoemd. Wat mij betreft hoort een nieuwe, en vooral totaal andere discussie over de pensioenen daar ook nog bij.

De basis van het huidige pensioenstelsel in Nederland is een vorm van beschaving. Wanneer je een leven lang gewerkt hebt, en je bereikt een zekere leeftijd, maak je plaats voor een jongere generatie en is er geld beschikbaar om in relatieve gezondheid van je oude dag te genieten. Maar wat door vorige generaties met moeite is bevochten, is zo langzamerhand een onaantastbaar recht geworden. Ook is er sprake van scheefgroei. Waar de ene gepensioneerde gerust verwend genoemd mag worden, moet de andere de eindjes aan elkaar knopen. Maar de huidige discussie blijft steeds maar uitgaan van dat fait accompli: op zekere leeftijd ga je met pensioen en dan ga je weg en is het genieten geblazen, of je doet vrijwilligerswerk of wat dan ook.

Nog altijd worden medewerkers die jarenlang bij een bedrijf of instantie hebben gewerkt met het nodige bazuingeschal uitgeleide gedaan. Het pensioen is hun van harte gegund. Maar wat tegenwoordig ook steeds meer bekendheid geniet is dat er – bijvoorbeeld in het wereldje van cultuur en journalistiek – naast de gelukkigen met een vast contract ook talloze free-lancers rondlopen. Het inkomen moet op verschillende en vaak onregelmatige wijze bij elkaar gekrabbeld worden.  Voor velen geldt dat het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd enige financiële verlichting biedt, maar zeker geen totale financiële zekerheid. Doorwerken, misschien op een lager pitje, maar wel door, luidt dus het parool.

Zelf behoor ik tot de generatie die  –toegegeven- eindeloos lang over een universitaire studie kon doen. Maar voor velen van mij was het een hard gelag om er in de jaren tachtig van de vorige eeuw achter te komen dat niemand op al die historici, neerlandici, gogen en logen en noem maar op zat te wachten. Tachtig brieven op een vacature voor leraar geschiedenis: het was geen uitzondering. Mijn studiegenoten werden ober, huisman, telefonist of medewerker in een museum; of ze waren dat al, omdat ze dat werk deden als werkstudent. Waar het op neerkomt is dat het huidige pensioenstelsel nog steeds teveel gebaseerd is op het oude gegeven van een jarenlang vast contract dat een redelijk goed pensioen oplevert. Met de coronacrisis is ons nog duidelijker geworden dat er heel veel mensen in Nederland geen vast contract hebben en hun inkomen kwijt zijn. Om over een goed pensioen later maar te zwijgen.

Les één van een totaal ander inzicht op een nieuw pensioenstelsel zou moeten zijn dat we op een meer fluïde manier om moeten kunnen gaan met de AOW-leeftijd en pensioenleeftijd – de kenners weten inmiddels dat dat twee verschillende zaken zijn. De discussie over een latere AOW-leeftijd loopt al, maar belangrijker is dat er daadwerkelijk wat wordt gedaan aan mogelijkheden voor ouderen – die dat willen en kunnen uiteraard – om door te werken of een (parttime) baan te vinden; en niet alleen als suppoost of verkeersregelaar.

Les twee zou moeten zijn dat per direct het leenstelsel voor studenten wordt afgeschaft. Het leenstelsel zadelt een jonge generatie op met hoge schulden en het is maar de vraag of ze die schuld na hun studie af kunnen betalen. Niet iedereen wordt specialist of topadvocaat. Daarnaast zijn er veel ouders – met een goed of minder goed pensioen – voor wie de studie van hun kinderen een financiële last is, die ze overigens meestal graag dragen in het belang van hun kinderen.

Les drie zou moeten zijn dat het niet alleen zou moeten gaan over de dekkingsgraad van pensioenen, hoe belangrijk ook. Pensioenfondsen zijn de grootste beleggers en gepensioneerden zouden zich actiever bezig moeten houden met de vraag hóe hun geld wordt belegd. Heb ik een mooie oude dag omdat mijn pensioenfonds belegt in winstgevende wapenindustrie?

De coronacrisis leert ons dat ouderen extra kwetsbaar zijn voor een gevaarlijk virus. Zij verdienen bescherming en hebben recht op een fatsoenlijk leven. Maar wat de coronacrisis ons ook leert is dat er pijnlijke verschillen bestaan tussen bevolkingsgroepen en dat vraagt om een nieuwe discussie over solidariteit. Solidariteit tussen generaties bijvoorbeeld. De pensioendiscussie zou dus niet moeten gaan om ‘krijg ik wel genoeg?’ maar om: bestaat er een mogelijkheid op fatsoenlijke herverdeling?

(04052020)

Leave Your Comment

Your email will not be published or shared. Required fields are marked *

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>

*